Afrikaanse dwergrelmuis - Graphiurus murinus

Afrikaanse dwergrelmuis - Graphiurus murinus

 

Order:                                                  Knaagdieren

Suborder:                                           Sciuromorpha

Familie:                                               Slaapmuizen

Genus:                                                Relmuizen

Naam:                                                  Graphiurus Murinus

Engelse naam:                                  African pygmy dormouse

Duitse naam:                                    Afrikenischer zwergschläfer

Natuurlijk habitat:

Uiteenlopend habitat, maar warme klimaten in afrika. Ze leven in bomen, struiken en rotsen, zelden op de grond.

 

Gedrag en levenswijze:

Sociale dieren, nachtactief en boomlevend. Ze zijn in de natuur veel bezig met klimmen en eten zoeken.

Tijdens de winter, wanneer de temperatuur rond of onder de 15°C is, dan doet hij een winterslaap gedurende 3 maanden. Hier voorafgaand zal hij zichzelf vetmesten met noten en vette zaden. Hun thermische neutrale zone ligt tussen de 29 en 35°c. Ook tijdens voedselschaarste kan de dwergrelmuis in winterslaap gaan.

Tijdens de dag trekken ze zich terug in hun nesten in holle bomen, struiken, vogelnesten, bijennesten of rotsspleten, gemaakt van plantenmateriaal zoals hooi en mos. Ze slapen vaak samen in 1 nest met gemengde leeftijden en soms wel tot 11 volwassen exemplaren van beide geslachten. Hun nesten voor de winterslaap zijn vaak beter geïsoleerd en lager bij de grond.

Mannen worden territoriaal tijdens het paarseizoen en paren met meerdere vrouwtjes. Ze markeren hun territorium met geur en vocale waarschuwingen.

Er bestaat een variatie aan geluiden; parings roepen, territoriale roepen, alarm piepen en sjierpende geluiden waarvan het nut nog onbekend is (met elkaar in contact blijven, echolocatie).

Geur word gebruikt om het territorium af te bakenen en om partners te vinden.

Hun natuurlijke vijanden zijn uilen, voor de rest hebben ze weinig last van roofdieren.

 

Voeding:

In het wild zijn ze omnivoren en het ligt ook aan het seizoen wat ze eten; in de lente vooral knoppen van planten en insecten met oppertunistisch de jongen van knaagdieren en kleine vogels en eieren. In de zomer en herfst vooral insecten, fruit, zaden en noten om hun vetreserve te verhogen voor de aankomende winter.

In gevangenschap moeten insecten, fruit en zaden elke dag aanwezig zijn met wekelijks wat honing en extra proteïnen (ei, eivoer (met eventueel wat kattenmelk), nestmuisjes, kattenbrokjes,...) en af en toe een nootje. Zwangere en zogende vrouwtjes elke dag wat extra proteïnen bijvoeren.

 

Huisvesting:

In het wild hebben mannetjes gemiddeld een territorium van 14 ha en vrouwen van 8.5 ha. Over het algemeen komen er 10 dwergrelmuizen voor per ha.

De beste huisvesting is een goed afsluitbaar terrarium dat minstens 80 cm hoog is. Altijd in de hoogte aangezien het boom/struikbewoners zijn. Daarom ook inrichten met veel klimmogelijkheden zoals takken, struikjes en touwen en nestkastjes bovenin. De temperatuur mag niet dalen onder de 20°C, dus het kan nodig zijn om bij te verwarmen. Een rode lamp in het terrarium is handig om ze te kunnen observeren zonder ze te storen.

Deze dieren zijn erg actief en kunnen veel slopen. Ze ontsnappen ook gemakkelijk door het kleinste gaatje en kiertje. 

 

Voortplanting:

In het wild krijgen de vrouwtjes ongeveer 2 nesten in de zomer met gemiddeld 3 à 4 pups. De jongen zullen pas na hun eerste winterslaap overgaan tot voortplanting. Zelfstandig tussen de 4 en 6 weken.

In gevangenschap hebben ze vooral hooi of ander geschikt nestmateriaal nodig om tot voortplanten te komen en kunnen ze meerdere nesten per jaar krijgen aangezien ze geen wisselende seizoenen kennen. De jongen zogen ten minste tot en met 4 weken. Spenen met 5 à 6 weken. Geslachtsrijp op 4 à 5 maanden.