Artikel: Dominantie van het C-allel
In het geval dat een roodoog variëteit een c-dilutie draagt is C niet altijd volledig dominant. Dat betekend dat een champagne of duifgrijs die een c-dilutie draagt vaak lichter is dan een champagne of duifgrijs die geen c-dilutie draagt.
Ook de pheomelanine regio's van het A-locus (de delen die bruin, geel of rood zijn) worden door het dragen van een c-dilutie ietwat verlicht.
Citaat uit Wyllis K. Silvers; The coat colors of mice, hoofstuk 3.II;
“Before leaving the subject of the phenotypic effects of c-locus alleles, it should be noted that there are some situations in which C is not completely dominant over the other alleles of the series. This occurs in the presence of p/p (pink-eyed dilute); the genotypes a/a B/B p/p C/c and a/a b/b p/p C/c are clearly lighter in color than the corresponding C/C types (Snell, 1941). It likewise occurs in lethal yellow, black-and-tan ( at), and agouti mice (and presumably in all phaeomelanin containing regions of agouti-locus genotypes). In Ay (and A) mice C/c, C/ch, and C/ce genotypes are noticeably lighter, especially on the ventrum, than the corresponding C-homozygote. The influence in agouti animals is limited to the yellow portion of the hair and in at/at animals to the ventrum. Contrary to what might be expected, C/ce genotypes appear slightly lighter than C/c mice (Poole and Silvers, unpublished). That this effect is a consequence of a direct interaction between the c- and a-loci, and not due to a general influence of the c-locus on phaeomelanin synthesis, is provided by the fact that it does not occur in recessive yellow mice. Thus a/a e/e C/C and a/a e/e C/c animals are indistinguishable (Poole and Silvers, unpublished).”
Dit mag misschien een verklaring zijn waarom roodoog variëteiten met een splashed allel op vroege leeftijd toch de splashed markeringen laten zien ondanks dat splashed enkel op c-diluties zichtbaar is.